Marten
Douwes Teenstra werkte in de eerste helft van de 19de eeuw enkele
jaren in Suriname. Hij trok zich het lot van de slaven aan. Teenstra werd
tegenstander van de slavernij en schreef in 1842 'De negerslaven in de
kolonie Suriname en de uitbreiding van het christendom onder de heidensche
bevolking'.
Hierin beschrijft hij ook hoe de blanke Surinaamse bevolking denkt over de
negers:
"Wat de beschaving betreft, heeft het
Ethiopische ras de minste vorderingen gemaakt en staat op de laagste trap
van de nu bestaande mensheid. En ook hiertoe behoren de Negers, welke naar
Suriname als slaven gebracht zijn. De Neger is grover van huid, en, zowel
zedelijk als lichamelijk, minder gevoelig dan een Blanke; zijn haar komt
nader aan dat van de dieren, gelijk ook de platte neus met wijde neusgaten
en zijn gezwollen lippen. De schedel komt meer in overeenstemming met die
van de apen; zijn geestesvermogens zijn stomper en zijn genoegens
uitsluitend dierlijk."
Hoe rechtvaardigen blanke Surinamers volgens Teenstra de slavernij?
|
Afbeelding van: Beeldbank Groningen [Public domain] |